Ik kan heel goed liegen. Ik houd mezelf namelijk nogal eens voor de gek. Dat klinkt dom. En dat is het natuurlijk ook. Maar de leugens zijn mooier dan de werkelijkheid. Ze zijn soms groot, soms weer klein. Dat ik écht nog niet teveel bier op heb, dus nog makkelijk naar huis kan fietsen (en dan van mijn fiets val). Dat één chocolaatje meer echt niet erg is (en dan plotseling de hele doos leeg is). Dat ik echt wel die ene patiënt een keertje mag masseren (en vervolgens alleen nog maar sta te kneden, waardoor de patiënt wel tevreden is, maar ik een slecht geweten overhoud).
Die 'kleine' leugens zijn op zich niet gevaarlijk, hooguit vervelend. De grootste leugen die ik mezelf voorspiegel, is dat echter wel. Ik vertel mezelf dat ik (altijd) gelukkig ben. Of ik dat nu hoog of laag, onder of boven de grond beweer, het is gewoonweg niet waar.
Ja, er zijn momenten dat ik me in mijn element voel. Op schrijfcursus, als ik weer iets moois op papier zet. Thuis, samen met mijn liefje op de bank hangen om nutteloze gesprekken te voeren over de naam van onze kamerplant. Op werk, als ik iemand geholpen heb om zelf zijn probleem op te lossen.
Maar niet als ik boodschappen moet doen, om vervolgens uren in de rij sta bij de kassa. Niet als ik eten kook, waarbij het brandalarm weer eens afgaat. Niet als ik het huis moet schoonmaken om eeuwig wederkerende stofdeeltjes op te ruimen.. En al helemaal niet als ik lange stukken saai moet autorijden in het donker, of door de stromende regen naar huis moet fietsen na twaalf uur gewerkt te hebben. Dan voel ik me gewoonweg KUT! En dat is prima.